Home

Wet minimumbelasting 2024

Geldig van 31 december 2023 tot 31 december 2024
Geldig van 31 december 2023 tot 31 december 2024

Wet minimumbelasting 2024

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 31-12-2023 tot 31-12-2024]

Aanhef

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is om regels te stellen ter implementatie van Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad van 14 december 2022 tot waarborging van een mondiaal minimumniveau van belastingheffing voor groepen van multinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen in de Unie (PbEU 2022, L 328/1);

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Minimumbelasting

Onder de naam minimumbelasting worden van in Nederland gevestigde groepsentiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, de volgende belastingen geheven:

  1. binnenlandse bijheffing, volgens de regels van hoofdstuk 3;

  2. inkomen-inclusiebijheffing, volgens de regels van hoofdstuk 4;

  3. onderbelastewinstbijheffing, volgens de regels van hoofdstuk 5.

Artikel 1.2. Definities

1.

Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • aangewezen informatieaangifte-indienende groepsentiteit: de groepsentiteit die geen uiteindelijkemoederentiteit is en die door de multinationale groep of binnenlandse groep is aangewezen om namens die groep te voldoen aan de informatieverplichting, bedoeld in artikel 13.1;

  • aftrekbaar dividend:

    1. een uitdeling van winst aan een belanghouder van een groepsentiteit, waarbij die groepsentiteit is onderworpen aan een aftrekbaardividendstelsel op grond waarvan een uitdeling van winst aftrekbaar is van het belastbare inkomen van die entiteit krachtens de regelgeving van de staat waarin zij is gevestigd; of

    2. een ledendividend uitgedeeld aan een lid van een coöperatie, waarbij die coöperatie is onderworpen aan een aftrekbaardividendstelsel;

  • aftrekbaardividendstelsel: een belastingstelsel waarbij het inkomen van de belanghouders van een entiteit op één niveau wordt belast door de winst die wordt uitgedeeld aan de belanghouders in mindering te brengen op of uit te sluiten van het inkomen van de entiteit, of door een coöperatie vrij te stellen van belastingheffing;

  • belang: elk belang in het eigen vermogen dat recht geeft op winst, kapitaal of reserves van een entiteit of van een vaste inrichting;

  • belastingregeling voor buitenlandse gecontroleerde lichamen: een belastingmaatregel, anders dan een kwalificerende inkomen-inclusiemaatregel, op grond waarvan de onmiddellijke of middellijke aandeelhouder van een buitenlandse entiteit of de hoofdentiteit van een vaste inrichting onderworpen is aan belasting over een deel van of het gehele inkomen, ongeacht of dat inkomen is uitgekeerd, dat is genoten door die buitenlandse entiteit, onderscheidenlijk die vaste inrichting;

  • belastingverdrag: elke regeling ter voorkoming van dubbele belasting tussen Nederland en een andere bestuurlijke eenheid, waaronder een Rijkswet ter voorkoming van dubbele belasting, dan wel elk soortgelijk besluit ter voorkoming van dubbele belasting;

  • beleggingsentiteit:

    1. een beleggingsfonds of een vastgoedbeleggingsvehikel;

    2. een entiteit die onmiddellijk of via een of meer entiteiten als bedoeld in onderdeel a, voor ten minste 95% wordt gehouden door een entiteit als bedoeld in onderdeel a, en die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend activa houdt of investeert ten behoeve van die entiteit, onderscheidenlijk die entiteiten; of

    3. een entiteit waarvan ten minste 85% van de waarde wordt gehouden door een entiteit als bedoeld in onderdeel a, indien nagenoeg al haar inkomen wordt verkregen uit dividenden of vervreemdingswinsten of -verliezen die uitgesloten zijn van de berekening van het kwalificerende inkomen of verlies;

  • beleggingsfonds: een entiteit of rechtsfiguur die:

    1. is opgezet om financiële of niet-financiële activa van verschillende investeerders, waarvan sommigen niet-verbonden zijn in de zin van artikel 5, achtste lid, van het OESO-modelverdrag, onder hetzelfde beheer te brengen;

    2. investeert volgens een vooraf vastgesteld investeringsbeleid;

    3. het voor investeerders mogelijk maakt om transactie-, onderzoeks- en analytische kosten te verminderen of zorgt voor het collectief spreiden van risico’s;

    4. als hoofddoel heeft het genereren van beleggingsinkomen of -winsten, dan wel de bescherming tegen een specifieke of algemene gebeurtenis of uitkomst;

    5. investeerders het recht geeft op de opbrengsten uit de activa van het fonds of het inkomen dat wordt gegenereerd met die activa, naar evenredigheid van hun bijdrage;

    6. is onderworpen of waarvan de fondsbeheerder is onderworpen aan de toezichtregelgeving, inclusief afdoende anti-witwas- en investeringsbeschermingsregelgeving, voor beleggingsfondsen in de staat naar het recht waarvan het fonds is opgericht of wordt beheerd; en

    7. namens de investeerders wordt beheerd door beleggingsfondsmanagementprofessionals;

  • betrokken belastingen: belastingen als bedoeld in artikel 7.1;

  • bijheffing: de belasting die op grond van artikel 8.2 is berekend voor een staat of een groepsentiteit;

  • binnenlandse groep: een groep waarvan alle groepsentiteiten in Nederland zijn gevestigd;

  • controlerend belang: een zodanig belang in een entiteit dat de houder van het belang, in overeenstemming met een geaccepteerde financiële verslaggevingstandaard verplicht is, of verplicht zou zijn geweest indien hij een geconsolideerde jaarrekening had opgesteld, om de activa, passiva, inkomsten, uitgaven en kasstromen van de entiteit integraal te consolideren, waarbij een hoofdentiteit wordt geacht het controlerend belang te houden in haar vaste inrichting;

  • coöperatie: een entiteit die collectief goederen en diensten namens haar leden verhandelt of verwerft en die in de staat waarin zij is gevestigd is onderworpen aan een belastingregime dat voorziet in belastingneutraliteit met betrekking tot goederen of diensten die door de leden via de coöperatie worden verkocht of verworven;

  • derde staat: een staat die geen lidstaat is van de Europese Unie;

  • doorkijkentiteit: een entiteit voor zover die fiscaal transparant is met betrekking tot haar inkomsten, uitgaven, winsten of verliezen in de staat naar het recht waarvan zij is opgericht, tenzij zij volgens de fiscale regelgeving van een andere staat aldaar als inwoner is onderworpen aan een betrokken belasting, waarbij die entiteit wordt aangemerkt als een:

    1. fiscaal transparante entiteit met betrekking tot haar inkomsten, uitgaven, winsten of verliezen voor zover zij fiscaal transparant is in de staat waarin haar belanghouders wonen of zijn gevestigd;

    2. omgekeerde hybride entiteit met betrekking tot haar inkomsten, uitgaven, winsten of verliezen voor zover zij niet fiscaal transparant is in de staat waarin haar belanghouders wonen of zijn gevestigd;

  • entiteit: een rechtsfiguur die een afzonderlijke financiële verslaggeving opstelt of een rechtspersoon, niet zijnde een overheid, daaronder mede begrepen een staatkundig onderdeel of lokale autoriteit van een overheid;

  • financiële verslaggeving: de gegevens gebruikt door een entiteit bij de totstandkoming van de geconsolideerde jaarrekening;

  • fiscaal transparante structuur: een keten van doorkijkentiteiten als bedoeld in onderdeel a van de definitie van doorkijkentiteit door middel waarvan een belang wordt gehouden in een groepsentiteit;

  • geaccepteerde financiële verslaggevingsstandaard: een internationale standaard voor financiële verslaggeving (IFRS of IFRS zoals goedgekeurd door de EU overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (PbEG 2002, L 243)) en de set aan algemeen aanvaarde verslaggevingsbeginselen van het Gemenebest van Australië, de Federale Republiek Brazilië, Canada, de lidstaten van de Europese Unie, de lidstaten van de Europese Economische Ruimte, Hongkong (China), Japan, de Verenigde Mexicaanse Staten, Nieuw-Zeeland, de Volksrepubliek China, de Republiek India, de Republiek Korea, de Russische Federatie, de Republiek Singapore, de Zwitserse Bondsstaat, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, en de Verenigde Staten van Amerika;

  • geautoriseerde financiële verslaggevingsstandaard: een set aan algemeen aanvaarde verslaggevingsbeginselen toegestaan door een organisatie met juridische autoriteit om verslaggevingsregels voor te schrijven, vast te stellen of te aanvaarden voor toepassing van de financiële rapportage in de staat waarin een entiteit is gevestigd;

  • geconsolideerde jaarrekening:

    1. voor een groep als bedoeld in onderdeel a van de definitie van groep: de jaarrekening die is opgesteld door een entiteit in overeenstemming met de geaccepteerde financiële verslaggevingsstandaard, waarin de activa, passiva, inkomsten, uitgaven en kasstromen van die entiteit en alle entiteiten waarin zij een controlerend belang heeft, zijn weergegeven als die van een enkele economische eenheid;

    2. voor een groep als bedoeld in onderdeel b van de definitie van groep: de jaarrekening opgesteld door de desbetreffende entiteit in overeenstemming met een geaccepteerde financiële verslaggevingsstandaard;

    3. voor een groep als bedoeld in de onderdelen a en b van de definitie van groep, indien de jaarrekening die is opgesteld door een uiteindelijkemoederentiteit niet in overeenstemming is met een geaccepteerde financiële verslaggevingsstandaard: de jaarrekening die is opgesteld in overeenstemming met een geautoriseerde financiële verslaggevingsstandaard waarin de activa, passiva, inkomsten, uitgaven en kasstromen van die entiteit en alle entiteiten waarin zij een controlerend belang heeft, zijn weergegeven als die van een enkele economische eenheid en waarbij de gegevens in de financiële verslaggeving zijn gecorrigeerd om elke vorm van materiële concurrentieverstoring te voorkomen; of

    4. voor een groep als bedoeld in de onderdelen a en b van de definitie van groep, indien de uiteindelijkemoederentiteit geen jaarrekening opstelt in overeenstemming met een geaccepteerde financiële verslaggevingsstandaard of een geautoriseerde financiële verslaggevingsstandaard als bedoeld in de onderdelen a, b of c: de jaarrekening waarin de activa, passiva, inkomsten, uitgaven en kasstromen van die entiteit en alle entiteiten waarin zij een controlerend belang heeft, zijn weergegeven als die van een enkele economische eenheid en die, indien de uiteindelijkemoederentiteit daartoe verplicht zou zijn geweest, zou zijn opgesteld in overeenstemming met een geaccepteerde financiële verslaggevingsstandaard of een geautoriseerde financiële verslaggevingsstandaard, mits voor wat betreft een geautoriseerde financiële verslaggevingsstandaard de gegevens in de financiële verslaggeving zijn gecorrigeerd om elke vorm van materiële concurrentieverstoring te voorkomen;

  • gereduceerd kwalificerend belang: het bedrag dat door de houder van een kwalificerend belang is geïnvesteerd in dit belang, verminderd met het gezamenlijke bedrag in een verslagjaar en de aan dat jaar voorafgaande verslagjaren aan:

    1. kwalificerende doorgeleide belastingvoordelen die bij de houder van het kwalificerende belang als een vermeerdering van de betrokken belastingen in aanmerking zijn genomen;

    2. uitdelingen door de doorkijkentiteit waarin het kwalificerende belang wordt gehouden aan de houder van het kwalificerende belang; of

    3. opbrengsten behaald met de vervreemding van het kwalificerende belang of een deel daarvan;

  • groep:

    1. een geheel van entiteiten die met elkaar verbonden zijn door eigendom of zeggenschap zoals omschreven in de geaccepteerde of geautoriseerde financiële verslaggevingsstandaard voor de opstelling van een geconsolideerde jaarrekening door de uiteindelijkemoederentiteit, inclusief iedere entiteit die enkel op grond van haar beperkte omvang, op grond van materialiteit, of op grond van het feit dat zij ter verkoop wordt gehouden, niet is opgenomen in die geconsolideerde jaarrekening; of

    2. een entiteit die een of meer vaste inrichtingen heeft, mits die entiteit geen onderdeel vormt van een groep als bedoeld in onderdeel a;

  • groepsentiteit:

    1. een entiteit die onderdeel is van een multinationale groep of binnenlandse groep;

    2. een vaste inrichting van een hoofdentiteit die onderdeel is van een multinationale groep;

  • groepsentiteit-belanghouder: een groepsentiteit die onmiddellijk of middellijk een belang heeft in een andere groepsentiteit die tot dezelfde multinationale groep of binnenlandse groep behoort;

  • hoofdentiteit: een entiteit die de nettowinst of het nettoverlies van een vaste inrichting opneemt in haar jaarrekening;

  • in aanmerking komend uitdelingsbelastingstelsel: een winstbelastingstelsel:

    1. op grond waarvan alleen belasting naar het inkomen wordt geheven over winsten indien deze worden uitgedeeld of worden geacht te zijn uitgedeeld aan aandeelhouders of wanneer een lichaam bepaalde niet-zakelijke uitgaven doet;

    2. op grond waarvan belasting wordt geheven tegen een tarief dat ten minste gelijk is aan het minimumbelastingtarief; en

    3. dat van kracht was op of vóór 1 juli 2021;

  • informatieaangifte-indienende groepsentiteit: een entiteit die in overeenstemming met artikel 13.1 een bijheffing-informatieaangifte indient;

  • internationale organisatie: een intergouvernementele organisatie, een supranationale organisatie, of een agentschap of instantie waarvan het gehele belang wordt gehouden door een intergouvernementele of supranationale organisatie, en die organisatie, dat agentschap of die instantie:

    1. voornamelijk bestaat uit overheden, daaronder mede begrepen staatkundige onderdelen of lokale autoriteiten van overheden;

    2. met de staat waarin zij of het is gevestigd een van kracht zijnde hoofdkantoorovereenkomst heeft of een in wezen soortgelijke overeenkomst, waaronder in ieder geval wordt verstaan een regeling die de kantoren of vestigingen van een organisatie in de staat waarin zij is gevestigd voorrechten en immuniteiten verleend; en

    3. statuten heeft waaruit blijkt, of onderworpen is aan regelgeving waaruit volgt, dat het inkomen van de organisatie, het agentschap of de instantie niet toekomt aan private personen;

  • joint venture: een entiteit waarvan de financiële resultaten worden verantwoord op basis van de nettovermogenswaardemethode in de geconsolideerde jaarrekening van een uiteindelijkemoederentiteit, mits die uiteindelijkemoederentiteit onmiddellijk of middellijk een belang van ten minste 50% in die entiteit heeft, tenzij die entiteit:

    1. een uiteindelijkemoederentiteit is van een multinationale groep of binnenlandse groep die een kwalificerende inkomen-inclusiemaatregel moet toepassen;

    2. een uitgesloten entiteit is;

    3. een entiteit waarvan het belang onmiddellijk wordt gehouden door een uitgesloten entiteit en:

      1. 1°.

        die entiteit uitsluitend of nagenoeg uitsluitend activa aanhoudt of middelen belegt ten behoeve van haar investeerders;

      2. 2°.

        die entiteit activiteiten uitoefent die ondergeschikt zijn aan de activiteiten die de uitgesloten entiteit uitoefent; of

      3. 3°.

        nagenoeg al het inkomen van die entiteit niet in aanmerking wordt genomen bij de berekening van het kwalificerende inkomen of verlies op de voet van artikel 6.2, eerste lid, onderdeel b, onderscheidenlijk onderdeel c;

    4. een entiteit is die wordt gehouden door een multinationale groep of binnenlandse groep die uitsluitend bestaat uit uitgesloten entiteiten; of

    5. een met een joint venture verbonden partij is;

  • joint venture-groep: een joint venture en een of meer met een joint venture verbonden partijen gezamenlijk;

  • kwalificerend belang: een belang in een doorkijkentiteit dat is opgenomen in de financiële verslaggeving met toepassing van een andere methode dan die waarbij de activa, passiva, inkomsten, uitgaven en kasstromen van die entiteit integraal worden geconsolideerd en ten aanzien waarvan het totale rendement zonder kwalificerend doorgeleid belastingvoordeel naar verwachting minder bedraagt dan het totale bedrag dat door de houder van dit belang in dit belang is geïnvesteerd;

  • kwalificerend doorgeleid belastingvoordeel: een bedrag dat bestaat uit:

    1. een belastingtegoed dat tot uitdrukking komt bij de houder van een kwalificerend belang; of

    2. verrekenbare verliezen die tot uitdrukking komen bij de houder van een kwalificerend belang vermenigvuldigd met het toepasselijke nominale belastingtarief;

  • kwalificerend inkomen of verlies: de nettowinst of het nettoverlies uit de financiële verslaggeving van een groepsentiteit, aangepast in overeenstemming met de regels in de hoofdstukken 6, 9 en 10;

  • kwalificerende binnenlandse bijheffing: een belasting die is geïmplementeerd in het nationale recht van een staat, mits die staat geen voordelen toekent die gerelateerd zijn aan die belasting, die:

    1. voorziet in de vaststelling van de overwinst van de groepsentiteiten in die staat en de toepassing van het bijheffingspercentage op die overwinst in overeenstemming met de maatregelen uit Richtlijn (EU) 2022/2523 of, met betrekking tot derde staten, de OESO-modelregels, met dien verstande dat het bijheffingspercentage dient te worden vastgesteld op basis van het in overeenstemming met artikel 7.5, negende lid, berekende effectieve tarief voor Nederland of een daarmee vergelijkbare bepaling voor andere staten; en

    2. wordt toegepast op een manier die consistent is met de maatregelen uit Richtlijn (EU) 2022/2523 of, met betrekking tot derde staten, de OESO-modelregels;

  • kwalificerende inkomen-inclusiemaatregel: een set maatregelen die geïmplementeerd is in het nationale recht van een staat, mits die staat geen voordelen toekent die gerelateerd zijn aan die set maatregelen, die:

    1. gelijkwaardig is aan de maatregelen die zijn opgenomen in Richtlijn (EU) 2022/2523 of, met betrekking tot derde staten, in de OESO-modelregels, en op grond waarvan de moederentiteit van een multinationale groep of binnenlandse groep het aan haar toerekenbare bedrag van de bijheffing met betrekking tot de laagbelaste groepsentiteiten berekent en betaalt; en

    2. wordt toegepast op een wijze die consistent is met de maatregelen die zijn opgenomen in Richtlijn (EU) 2022/2523 of, met betrekking tot derde staten, in de OESO-modelregels;

  • kwalificerende onderbelastewinstmaatregel: een set maatregelen die in het nationale recht van een staat is geïmplementeerd, mits die staat geen voordelen toekent die gerelateerd zijn aan die set maatregelen, die:

    1. gelijkwaardig is aan de maatregelen die zijn opgenomen in Richtlijn (EU) 2022/2523 of, met betrekking tot derde staten, in de OESO-modelregels, op grond waarvan die staat het aan hem toerekenbare bedrag aan bijheffing van een multinationale groep int dat niet is geheven op grond van een kwalificerende inkomen-inclusiemaatregel met betrekking tot de laagbelaste groepsentiteiten van die multinationale groep;

    2. wordt toegepast op een wijze die consistent is met de maatregelen die zijn opgenomen in Richtlijn (EU) 2022/2523 of, met betrekking tot derde staten, in de OESO-modelregels;

  • kwalificerend restitueerbaar belastingtegoed: een restitueerbaar belastingtegoed, daaronder niet begrepen bedragen aan belasting die restitueerbaar of verrekenbaar zijn op grond van een kwalificerende imputatiebelasting of een niet-kwalificerende restitueerbare imputatiebelasting, dat binnen vier jaar na de datum waarop het recht van een groepsentiteit op dat tegoed op grond van de regelgeving van de staat die het tegoed verleent is ontstaan, betaald moet worden aan die groepsentiteit in de vorm van geld of een kasequivalent of, indien het tegoed gedeeltelijk restitueerbaar is, het deel van het tegoed dat binnen die vier jaar betaalbaar is in de vorm van geld of een kasequivalent;

  • laagbelaste groepsentiteit:

    1. een groepsentiteit van een multinationale groep of binnenlandse groep die gevestigd is in een laagbelastende staat; of

    2. een staatloze groepsentiteit die, met betrekking tot een verslagjaar, kwalificerend inkomen heeft en ten aanzien waarvan het overeenkomstig artikel 8.1 bepaalde effectieve belastingtarief lager is dan het minimumbelastingtarief;

  • laagbelastende staat: een staat waarin een multinationale groep of binnenlandse groep in een verslagjaar een netto kwalificerend inkomen heeft ten aanzien waarvan het overeenkomstig artikel 8.1 bepaalde effectieve belastingtarief lager is dan het minimumbelastingtarief;

  • materiële concurrentieverstoring: de toepassing van een set aan algemeen aanvaarde verslaggevingsbeginselen die resulteert in een totale afwijking van de inkomsten of de kosten van meer dan € 75.000.000 in een verslagjaar voor een multinationale groep of binnenlandse groep in vergelijking met het bedrag dat vastgesteld zou zijn onder toepassing van een vergelijkbaar beginsel of een vergelijkbare procedure volgens IFRS of IFRS zoals goedgekeurd door de EU overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (PbEG 2002, L 243);

  • met een joint venture verbonden partij:

    1. een entiteit waarvan de activa, passiva, inkomsten, uitgaven en kasstromen worden geconsolideerd door een joint venture op basis van een geaccepteerde financiële verslaggevingsstandaard of zouden worden geconsolideerd indien een geaccepteerde financiële verslaggevingsstandaard zou worden toegepast; of

    2. een vaste inrichting waarvan de hoofdentiteit een joint venture of een met een joint venture verbonden partij is, in welk geval de vaste inrichting als een afzonderlijke met een joint venture verbonden partij wordt beschouwd;

  • minimumbelastingtarief: 15%;

  • moederentiteit: een uiteindelijkemoederentiteit die geen uitgesloten entiteit is, een tussenliggende moederentiteit of een partieel gehouden moederentiteit;

  • multinationale groep: een groep die ten minste één entiteit of vaste inrichting omvat die niet is gevestigd, onderscheidenlijk gelegen, in de staat waarin de uiteindelijkemoederentiteit is gevestigd;

  • nettoboekwaarde van materiële activa: het gemiddelde van de begin- en eindwaarde van materiële activa, rekening houdend met geaccumuleerde afschrijvingen, waardeverminderingen en afwaarderingen, zoals opgenomen in de financiële verslaggeving;

  • niet-kwalificerend restitueerbaar belastingtegoed: een belastingtegoed, niet zijnde een kwalificerend restitueerbaar belastingtegoed, dat geheel of gedeeltelijk restitueerbaar is;

  • niet-kwalificerende restitueerbare imputatiebelasting: iedere belasting over winst, niet zijnde een kwalificerende imputatiebelasting als bedoeld in het derde lid, die is toegerekend aan of betaald door een groepsentiteit en die bij uitdeling van die winst in de vorm van dividend door die groepsentiteit:

    1. restitueerbaar is aan de uiteindelijk gerechtigde van het dividend;

    2. door de uiteindelijk gerechtigde van het dividend verrekenbaar is met verschuldigde belasting die niet verschuldigd is ter zake van dat dividend; of

    3. aan een aandeelhouder, restitueerbaar is aan de uitdelende groepsentiteit;

  • non-profitorganisatie: een entiteit die geen handels- of bedrijfsmatige activiteit verricht die niet direct samenhangt met het doel waarvoor zij is opgericht, en:

    1. die is opgericht en in de staat waarin zij is gevestigd wordt gedreven voor uitsluitend religieuze, charitatieve, wetenschappelijke, artistieke, culturele, sportieve, educatieve of andere soortgelijke doeleinden, dan wel is opgericht en in de staat waarin zij is gevestigd wordt gedreven als een professionele organisatie, bedrijfsvereniging, kamer van koophandel, arbeidsorganisatie, land- of tuinbouworganisatie, burgerorganisatie of als een organisatie uitsluitend ter bevordering van het sociale welzijn;

    2. waarvan nagenoeg al het inkomen uit de activiteiten, bedoeld onder a, is vrijgesteld van belasting naar het inkomen in de staat waarin zij is gevestigd;

    3. die geen aandeelhouders of leden heeft die een eigendomsrecht of een recht van vruchtgebruik hebben op haar inkomsten of activa;

    4. waarvan de inkomsten of de activa niet mogen worden uitgedeeld aan of worden aangewend ten voordele van een private persoon of een niet-charitatieve entiteit, behalve voor de uitvoering van charitatieve activiteiten van de entiteit, als betaling van een redelijke vergoeding voor verleende diensten of voor het gebruik van een bezitting of kapitaal, of als betaling die de marktwaarde van een bezitting vertegenwoordigt die de entiteit heeft gekocht; en

    5. die bij beëindiging van haar activiteiten of bij liquidatie of ontbinding al haar activa dient uit te delen of toe te laten komen aan een non-profitorganisatie, aan de overheid van de staat waarin zij is gevestigd, daaronder mede begrepen een staatkundig onderdeel of lokale autoriteit van die overheid, of aan een overheidsentiteit;

  • OESO-commentaar: het commentaar bij de OESO-modelregels zoals goedgekeurd op 11 maart 2022 met als citeertitel: «OECD (2022), Tax Challenges Arising from the Digitalisation of the Economy – Commentary to the Global Anti-Base Erosion Model Rules (Pillar Two), First Edition: Inclusive Framework on BEPS, OECD Publishing, Paris»;

  • OESO-modelregels: de modelregels zoals goedgekeurd op 14 december 2021 met als citeertitel: «OECD (2021), Tax Challenges Arising from the Digitalisation of the Economy - Global Anti-Base Erosion Model Rules (Pillar Two): Inclusive Framework on BEPS, OECD Publishing, Paris»;

  • OESO-modelverdrag: de versie van het modelverdrag tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan of ontwijken van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen of vermogen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling van 21 november 2017;

  • overheidsentiteit: een entiteit die deel uitmaakt van of volledig wordt gehouden door een overheid, daaronder mede begrepen een staatkundig onderdeel of lokale autoriteit van een overheid, en:

    1. die geen handels- of bedrijfsmatige activiteiten verricht en als voornaamste doel heeft het vervullen van een overheidsfunctie of het beheren of beleggen van activa van die overheid of de staat door het plaatsen en aanhouden van beleggingen, vermogensbeheer en het verrichten van daarmee verband houdende beleggingsactiviteiten met betrekking tot die activa;

    2. die verantwoording moet afleggen aan die overheid met betrekking tot haar algehele prestaties en jaarlijks informatieverslagen verstrekt aan die overheid; en

    3. waarvan de activa bij ontbinding toekomen aan die overheid en, voor zover die entiteit netto-inkomen uitdeelt, dat netto-inkomen toekomt aan die overheid;

  • partieel gehouden moederentiteit: een groepsentiteit, die geen uiteindelijkemoederentiteit, vaste inrichting, beleggingsentiteit of verzekeringsbeleggingsentiteit is, die onmiddellijk of middellijk een belang heeft in een andere groepsentiteit van dezelfde multinationale groep of binnenlandse groep en waarvan het belang in de winsten voor meer dan 20%, onmiddellijk of middellijk, wordt gehouden door een of meer natuurlijk personen of entiteiten die geen groepsentiteiten van de multinationale groep of binnenlandse groep zijn;

  • pensioendienstverleningsentiteit: een entiteit die is opgericht en wordt gedreven om uitsluitend of nagenoeg uitsluitend te beleggen ten behoeve van entiteiten als bedoeld in onderdeel a van de definitie van pensioenfonds of een entiteit die is opgericht en wordt gedreven om uitsluitend of nagenoeg uitsluitend activiteiten te verrichten die aanvullend zijn aan de gereglementeerde activiteiten, bedoeld in onderdeel a van de definitie van pensioenfonds, en die deel uitmaakt van dezelfde groep als de entiteiten die deze gereglementeerde activiteiten verrichten;

  • pensioenfonds:

    1. een entiteit die in een staat is opgericht en wordt gedreven uitsluitend of nagenoeg uitsluitend ten behoeve van het beheer of het verstrekken van pensioenvoorzieningen en aanvullende of incidentele voorzieningen aan natuurlijk personen en die gereglementeerd is door die staat of door een van zijn staatkundige onderdelen of lokale autoriteiten, dan wel waarvan de voorzieningen zijn verzekerd of op ander wijze zijn beschermd door nationale regelgeving en gefinancierd zijn door activa die worden gehouden via een fiduciaire overeenkomst of een beheerder om te verzekeren dat de pensioenverplichtingen worden nagekomen in het geval van insolventie van de multinationale groep of binnenlandse groep;

    2. een pensioendienstverleningsentiteit;

  • Richtlijn (EU) 2022/2523: Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad van 14 december 2022 tot waarborging van een mondiaal minimumniveau van belastingheffing voor groepen van multinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen in de Unie (PbEU 2022, L 328/1);

  • tussenliggende moederentiteit: een groepsentiteit, die geen uiteindelijkemoederentiteit, partieel gehouden moederentiteit, vaste inrichting, beleggingsentiteit of verzekeringsbeleggingsentiteit is, die onmiddellijk of middellijk een belang heeft in een andere groepsentiteit behorend tot dezelfde multinationale groep of binnenlandse groep;

  • uiteindelijkemoederentiteit:

    1. een entiteit die onmiddellijk of middellijk een controlerend belang heeft in een andere entiteit en waarin geen andere entiteit onmiddellijk of middellijk een controlerend belang heeft;

    2. de hoofdentiteit van een groep als bedoeld in onderdeel b van de definitie van groep;

  • vaste inrichting:

    1. een bedrijfsinrichting of een daarmee gelijkgestelde inrichting die is gelegen in een staat waar die bedrijfsinrichting, onderscheidenlijk een daarmee gelijkgestelde inrichting, wordt behandeld als een vaste inrichting in overeenstemming met een van toepassing zijnd belastingverdrag, mits die staat het inkomen dat toerekenbaar is aan die inrichting in aanmerking neemt op grond van een bepaling die vergelijkbaar is met artikel 7 van het OESO-modelverdrag;

    2. indien geen belastingverdrag van toepassing is: een bedrijfsinrichting of een daarmee gelijkgestelde inrichting die is gelegen in een staat die het inkomen dat toerekenbaar is aan die inrichting belast op een nettobasis op een manier die vergelijkbaar is met de belastingheffing van entiteiten die hun fiscale vestigingsplaats in die staat hebben;

    3. indien een staat geen vennootschapsbelastingsysteem heeft: een in die staat gelegen bedrijfsinrichting of een daarmee gelijkgestelde inrichting die overeenkomstig het OESO-modelverdrag als een vaste inrichting zou zijn aangemerkt, mits die staat het recht zou hebben gehad om het overeenkomstig artikel 7 van dat modelverdrag aan die bedrijfsinrichting toerekenbare inkomen in de belastingheffing te betrekken; of

    4. een bedrijfsinrichting of een daarmee gelijkgestelde inrichting, anders dan die bedoeld in de onderdelen a tot en met c, waarmee activiteiten worden verricht buiten de staat waarin de entiteit die de nettowinst of het nettoverlies van die inrichting opneemt in haar jaarrekening is gevestigd, mits die staat het inkomen dat toerekenbaar is aan die activiteiten vrijstelt;

  • vastgoedbeleggingsvehikel: een wijdverbreid gehouden entiteit die overwegend vastgoed houdt en waarvan het inkomen op één niveau, van de entiteit of van haar belanghouders, wordt belast met hooguit één jaar uitgestelde belastingheffing;

  • verslagjaar: de verslagleggingsperiode waarover de uiteindelijkemoederentiteit van een multinationale groep of binnenlandse groep haar geconsolideerde jaarrekening opstelt of, indien de uiteindelijkemoederentiteit geen geconsolideerde jaarrekening opstelt, het kalenderjaar;

  • verzekeringsbeleggingsentiteit: een entiteit die zou voldoen aan de definitie van een beleggingsfonds of een vastgoedbeleggingsvehikel als deze entiteit niet zou zijn opgericht in verband met verplichtingen uit hoofde van verzekerings- of lijfrenteovereenkomsten en niet volledig zou worden gehouden door een entiteit die in de staat waar zij is gevestigd, is onderworpen aan regelgeving voor verzekeringsmaatschappijen.

2.

Een groepsentiteit die niet voldoet aan de omschrijving van doorkijkentiteit als bedoeld in het eerste lid, in geen enkele staat fiscaal inwoner is en niet onderworpen is aan een betrokken belasting of een kwalificerende binnenlandse bijheffing op basis van haar plaats van feitelijke leiding, plaats van oprichting of soortgelijke criteria, wordt aangemerkt als een doorkijkentiteit en een fiscaal transparante entiteit met betrekking tot haar inkomsten, uitgaven, winsten of verliezen, voor zover:

  1. haar belanghouders wonen of zijn gevestigd in een staat die de entiteit als fiscaal transparant aanmerkt;

  2. zij geen bedrijfsinrichting heeft in de staat naar het recht waarvan zij is opgericht; en

  3. haar inkomsten, uitgaven, winsten of verliezen niet toerekenbaar zijn aan een vaste inrichting.

3.

Onder een kwalificerende imputatiebelasting als bedoeld in de definitie van niet-kwalificerende restitueerbare imputatiebelasting in het eerste lid wordt verstaan een betrokken belasting die is toegerekend aan of betaald door een groepsentiteit, waaronder een vaste inrichting, en restitueerbaar is aan of verrekenbaar is door de ontvanger van het door die groepsentiteit uitgekeerde dividend, of, in het geval van een betrokken belasting die is toegerekend aan of betaald door een vaste inrichting, een door de hoofdentiteit uitgekeerd dividend, voor zover de restitutie betaalbaar is gesteld of de verrekening wordt verleend:

  1. door een staat, niet zijnde de staat die de betrokken belasting heeft geheven;

  2. aan een uiteindelijk gerechtigde van het dividend, niet zijnde een natuurlijk persoon, die op grond van de nationale regelgeving van de staat die de betrokken belasting heeft geheven van de groepsentiteit onderworpen is aan belasting over het dividend tegen een nominaal tarief dat ten minste gelijk is aan het minimumbelastingtarief;

  3. aan een natuurlijk persoon die de uiteindelijk gerechtigde is van het dividend en inwoner is van de staat die de betrokken belasting heeft geheven van de groepsentiteit en die is onderworpen aan belasting over het dividend tegen een nominaal tarief dat ten minste gelijk is aan het gebruikelijke belastingtarief dat van toepassing is op regulier inkomen;

  4. aan een overheidsentiteit, een internationale organisatie, een ingezeten non-profitorganisatie, een ingezeten pensioenfonds, of een ingezeten beleggingsentiteit die geen onderdeel vormt van een multinationale groep of binnenlandse groep; of

  5. aan een ingezeten levensverzekeringsbedrijf voor zover het dividend is ontvangen in verband met pensioenfondsactiviteiten in de staat van vestiging van dat levensverzekeringsbedrijf en het dividend op een vergelijkbare wijze aan belastingheffing is onderworpen als een dividend ontvangen door een pensioenfonds.

4.

Voor de toepassing van het derde lid, onderdelen d en e, geldt dat:

  1. een non-profitorganisatie of pensioenfonds ingezetene van een staat is indien die organisatie, onderscheidenlijk dat fonds, naar het recht van die staat is opgericht en daar wordt beheerd;

  2. een beleggingsentiteit ingezetene van een staat is indien zij naar het recht van die staat is opgericht en wordt gereguleerd;

  3. een levensverzekeringsbedrijf ingezetene van de staat is waarin het is gevestigd.

5.

Voor de toepassing van de definitie van doorkijkentiteit in het eerste lid en voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel a, is een entiteit fiscaal transparant indien haar inkomsten, uitgaven, winsten of verliezen bij of krachtens de wetten van een staat rechtstreeks aan de directe belanghouder toekomen, of rechtstreeks bij hem opkomen, naar evenredigheid van zijn belang.

6.

Een staatsinvesteringsfonds dat een overheidsentiteit is wordt geacht geen:

  1. uiteindelijkemoederentiteit te zijn;

  2. controlerend belang te hebben in de entiteiten waarin zij een belang heeft; en

  3. onderdeel te vormen van een groep.

7.

Indien de Europese Commissie een derde staat aanmerkt als een staat die een set maatregelen heeft geïmplementeerd in zijn nationale recht die gelijkwaardig is aan een kwalificerende inkomen-inclusiemaatregel, wordt die set maatregelen voor de toepassing van deze wet geacht een kwalificerende inkomen-inclusiemaatregel te zijn.

Artikel 1.3. Locatie van een groepsentiteit

Hoofdstuk 2. Reikwijdte

Artikel 2.1. Reikwijdte

Artikel 2.2. Uitgesloten entiteiten

Hoofdstuk 3. Binnenlandse bijheffing

Artikel 3.1. Belastingplicht binnenlandse bijheffing

Artikel 3.2. Bedrag aan binnenlandse bijheffing

Hoofdstuk 4. Inkomen-inclusiebijheffing

Artikel 4.1. Belastingplicht inkomen-inclusiebijheffing

Artikel 4.2. Bedrag aan inkomen-inclusiebijheffing

Artikel 4.3. Verrekeningsmechanisme

Hoofdstuk 5. Onderbelastewinstbijheffing

Artikel 5.1. Onderbelastewinstbijheffing

Artikel 5.2. Berekening en toerekening onderbelastewinstbijheffing

Hoofdstuk 6. Bepaling van het kwalificerende inkomen of verlies

Artikel 6.1. Het kwalificerende inkomen of verlies van een groepsentiteit

Artikel 6.2. Correcties voor de bepaling van het kwalificerende inkomen of verlies

Artikel 6.3. Op aandelen gebaseerde betalingen

Artikel 6.4. Transacties tussen groepsentiteiten

Artikel 6.5. Kwalificerend restitueerbaar belastingtegoed

Artikel 6.6. Waardering op reële waarde

Artikel 6.7. Vervreemding van lokale vaste activa

Artikel 6.8. Intra-groepsfinancieringsregeling tussen groepsentiteiten

Artikel 6.9. Geconsolideerde grondslag bij fiscale groepsregelingen

Artikel 6.10. Verzekeringsmaatschappijen

Artikel 6.11. Aanvullend tier 1-kapitaal

Artikel 6.12. Uitsluiting van inkomen uit internationale scheepvaart

Artikel 6.13. Toerekening van nettowinst of nettoverlies aan hoofdentiteit en vaste inrichting

Artikel 6.14. Toerekening van nettowinst of nettoverlies van een doorkijkentiteit

Hoofdstuk 7. Berekening van de gecorrigeerde betrokken belastingen

Artikel 7.1. Betrokken belastingen

Artikel 7.2. Gecorrigeerde betrokken belastingen

Artikel 7.3. Het totale bedrag van de gecorrigeerde mutaties in belastinglatenties

Artikel 7.4. Keuzeregime voor kwalificerende verliezen

Artikel 7.5. Toerekening van betrokken belastingen aan bepaalde soorten groepsentiteiten

Artikel 7.6. Aanpassingen na indiening van de bijheffing-informatieaangifte

Artikel 7.7. Belastingtariefwijzigingen

Artikel 7.8. Herrekening

Hoofdstuk 8. Berekening van het effectieve belastingtarief en de bijheffing

Artikel 8.1. Berekening van het effectieve belastingtarief

Artikel 8.2. Berekening van de bijheffing

Artikel 8.3. Uitgesloten inkomen op basis van reële aanwezigheid

Artikel 8.4. Additionele bijheffing door herrekening

Artikel 8.5. Berekening van de additionele bijheffing in bijzondere gevallen

Artikel 8.6. In minderheidsbelang gehouden groepsentiteit

Artikel 8.7. De minimis-uitzondering

Artikel 8.8. Tijdelijke veilige haven: kwalificerend landenrapport

Artikel 8.9. Uitsluiting van de tijdelijke veilige haven

Artikel 8.10. Joint ventures

Artikel 8.11. Permanente veilige haven: vereenvoudigde berekening

Artikel 8.12. Uitsluiting van de tijdelijke en permanente veilige haven

Artikel 8.13. Kwalificerende binnenlandse bijheffing veilige haven

Artikel 8.14. Tijdelijke onderbelastewinstbijheffing veilige haven

Hoofdstuk 9. Bijzondere bepalingen omtrent bedrijfsreorganisaties en houdsterstructuren

Artikel 9.1. Toepassing van de omzetdrempel bij fusies en splitsingen van een groep

Artikel 9.2. Groepsentiteiten die toetreden tot een multinationale groep of binnenlandse groep dan wel deze verlaten

Artikel 9.3. Overdracht van activa en passiva

Artikel 9.4. Joint ventures

Artikel 9.5. Multinationale groep of binnenlandse groep met meerdere uiteindelijkemoederentiteiten

Hoofdstuk 10. Regelingen inzake fiscale neutraliteit en uitdelingsstelsels

Artikel 10.1. Doorkijkentiteit die een uiteindelijkemoederentiteit is

Artikel 10.2. Uiteindelijkemoederentiteit onderworpen aan een aftrekbaardividendstelsel

Artikel 10.3. In aanmerking komend uitdelingsbelastingstelsel

Artikel 10.4. Bepaling effectieve belastingtarief en bijheffing voor een beleggingsentiteit

Artikel 10.5. Keuze beleggingsentiteit als fiscaal transparante entiteit

Artikel 10.6. Keuze toepassen belastbare-uitdelingsmethode

Hoofdstuk 11. Wijze van heffing

Artikel 11.1. Voldoening op aangifte

Artikel 11.2. Naheffing

Hoofdstuk 12. Bijzondere bepalingen bij de wijze van heffing

Artikel 12.1. Belastingrente

Artikel 12.2. Inlichtingenverplichting

Artikel 12.3. Bestuurlijke boeten

Artikel 12.4. Vergrijpboete overtreden inlichtingenverplichting

Hoofdstuk 13. Administratieve bepalingen

Artikel 13.1. Bijheffing-informatieaangifteverplichtingen

Artikel 13.2. Keuzes

Artikel 13.3. Bestuurlijke boeten overtreding bijheffing-informatieaangifteverplichtingen

Hoofdstuk 14. Transitieregels

Artikel 14.1. Transitieregels voor actieve en passieve belastinglatenties en overgedragen activa

Artikel 14.2. Bijheffing in de aanvangsfase

Artikel 14.3. Transitieregels wijze van heffing en bijheffing-informatieaangifte

Hoofdstuk 15. Wijzigingen Wet minimumbelasting 2024

Artikel 15.1. Wijziging artikel 5.1 [Nog niet in werking]

Artikel 15.2. Wijzigingen artikel 8.3 [Nog niet in werking]

Hoofdstuk 16. Wijziging Invorderingswet 1990 en Algemene wet inzake rijksbelastingen

Artikel 16.1. Wijziging Invorderingswet 1990

Artikel 16.2. Wijziging Algemene wet inzake rijksbelastingen

Hoofdstuk 17. Slotbepalingen

Artikel 17.1. Inwerkingtreding

Artikel 17.2. Citeertitel