Geringe overschrijding van de redelijke termijn en het relatief geringe gedingbedrag geen reden voor matiging immateriëleschadevergoeding

Geringe overschrijding van de redelijke termijn en het relatief geringe gedingbedrag geen reden voor matiging immateriëleschadevergoeding

Gegevens

Nummer
2024/787
Publicatiedatum
1 mei 2024
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2024:409
Rubriek
Formeel belastingrecht
Relevante informatie
Art. 17 Wet WOZ, Art. 22 Wet WOZ

Een heffingsambtenaar heeft de waarde van de woning van belanghebbende in de bezwaarprocedure verminderd van € 2.888.000 naar € 2.497.000. De rechtbank verklaart het beroep van belanghebbende ongegrond. Omdat de redelijke termijn met afgerond twee maanden is overschreden, welke overschrijding geheel aan de bezwaarprocedure kan worden toegerekend, veroordeelt de rechtbank de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot vergoeding van de immateriële schade en vergoeding van het betaalde griffierecht. De heffingsambtenaar heeft hoger beroep tegen deze veroordeling aangetekend; belanghebbende heeft tegen de ongegrondverklaring incidenteel hoger beroep aangetekend.

Het hof stelt de waarde van de woning in goede justitie vast op € 2.000.000. Het hof volgt de heffingsambtenaar niet in zijn stelling dat als gevolg van procedurele afspraken tussen hem en de gemachtigde geen recht bestaat op een immateriëleschadevergoeding nu gemachtigde dit voldoende heeft weersproken. Het feit dat niet belanghebbende maar de gemachtigde de immateriëleschadevergoeding ontvangt acht het hof niet van belang omdat aan de vergoeding van de immateriële schade niet in de weg staat dat aan belanghebbende bijstand is verleend op basis van ‘no cure, no pay’. Ook wijst het hof de stelling van de heffingsambtenaar dat de immateriëleschadevergoeding moet worden gematigd vanwege de geringe overschrijding van de redelijke termijn en het relatief geringe gedingbedrag af. Het hof vindt, mede onder verwijzing naar de opvatting van A-G Wattel in ECLI:NL:PHR:2023:1042, NTFR 2023/2186, de stelling van de heffingsambtenaar sympathiek maar ziet gezien de huidige stand van de jurisprudentie geen ruimte om af te wijken van de regel dat de hoogte van de schadevergoeding niet afhankelijk is van de mate waarin daadwerkelijke spanning en frustratie heeft bestaan.

(Hoger beroep ongegrond, incidentele hoger beroep gegrond.)