Grondige verbouwing gaat niet ver genoeg om van nieuwbouw te spreken

Grondige verbouwing gaat niet ver genoeg om van nieuwbouw te spreken

Gegevens

Nummer
2024/786
Publicatiedatum
1 mei 2024
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2024:2006
Rubriek
Omzetbelasting
Relevante informatie
Art. 11 lid 3 Wet OB 1968, Art. 14 WBRV, Art. 15 lid 1 onderdeel a WBRV

Belanghebbende verkrijgt eind 2017 onroerende zaken, die in 2017 en 2018 zijn verbouwd tot hotel. Hierbij zijn ook werkzaamheden uitgevoerd voor het verstevigen van de (hoofd)draagconstructie van het object. In 2021 doet belanghebbende aangifte OVB waarbij € 4.506.816 overdrachtsbelasting wordt voldaan, maar tekent belanghebbende bezwaar aan tegen deze aangifte. Belanghebbende meent dat sprake is van een dusdanige verbouwing dat in wezen nieuwbouw is ontstaan, met als gevolg dat op grond van de samenloopvrijstelling recht bestaat op teruggaaf van belasting. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat het object weliswaar grondig is verbouwd, maar dat gelet op de beperkte aanpassingen aan de bouwkundige constructie geen sprake is van in wezen nieuwbouw. De rechtbank verwijst daarbij naar het arrest van de Hoge Raad van 4 november 2022 (ECLI:NL:HR:2022:1577, NTFR 2022/3633). Alleen daar waar stabiliserende elementen verwijderd werden, is in het kader van de verbouwing de bouwkundige constructie gewijzigd. Belanghebbende maakt niet aannemelijk dat de geplaatste binnenwanden een dragend karakter hebben en dus aanpassingen zijn aan de bouwkundige constructie.

(Beroep ongegrond.)